Ras – Australian Labradoodle
De Australian Labradoodle is het resultaat van de zoektocht naar een allergievriendelijke geleidehond, welke sinds het begin van de 70er jaren gefokt wordt.
Wally Cochran was de eerste die ging fokken met een Labrador en een standaard Poedel en gaf het resultaat de naam Labradoodle. Tegan Park en Rutland Manor in Australie gingen door met het werk van Cochran en werden de grondleggers van de Australische Labradoodle. De Australian Labradoodle is geen simpele kruising tussen een poedel en labrador. Een heel selectief fokprogramma met op gezette tijden infusies van andere rassen heeft er voor gezorgd dat de Australian Labradoodle zijn bijzondere eigenschappen heeft.
De Australian Labradoodle heeft een vriendelijk, sociaal karakter en een allergievriendelijke vacht. Australian Labradoodles hebben een golvende of krulvacht en geven geen lichaams- of vachtgeur af. Dit alles maakt de Australian Labradoodle een ideale familie hond voor mensen die normaal geen hond zouden kunnen houden.
Rasbeschrijving
De Australian Labradoodle heeft een atletisch, gracieus en compact voorkomen. Het is een opgewekte en energieke hond, maar een getrainde Labradoodle is een zachte en rustige hond. Ze zijn eenvoudig te trainen en reageren op mensen en kinderen vriendelijk en blij. Ze maken een speciaal oogkontakt. Zijn ook zeer geschikt als hulphond. Worden ook ingezet bij kinderen met ADHD- en ASS-problematiek. Ze hebben een golvende of krullerige vacht die niet mag ruien en is mogelijk non-allergenic.
De verhouding hoogte x lengte moet 10 tot 12 zijn, maar een compacte indruk geven. Hoekige schouders en stevige ellebogen. De achterhand is gemiddeld gehoekt met een kort en sterk spronggewricht. Een sterke uitgestrekte beweging bij draf welke het voorkomen geeft, we komen ergens. Ontspannen of tijdens het spel zullen ze huppelen en slechts zacht de grond raken. Het zijn galloperende honden en daarom dienen de flanken goed op de borst te staan.
Kleur
De kleur is divers, oa. gebroken wit (chalk), crème (shades of cream), zwart, rood, café au lait, bruin (chocolate), abrikoos (apricot) en zilver. Het pigment is leverkleurig of zwart. Hazelnootkleurige ogen komen vaak voor bij de honden met leverkleurig pigment, bruine of zwarte ogen bij het zwarte pigment.
De Australian labradoodle is er in 3 maten:
• Standaard: 55 – 65 cm, gewicht 22 to 42 kg.
• Medium: 45-55 cm, gewicht 15 to 21 kg.
• Miniatuur: 35-45 cm, gewicht 10 to 15 kg.
( dit zijn richtlijnen, onderlinge verschillen komen voor)
Labradoodle? Australian Labradoodle? Multigeneratie?
Wat is nu het verschil?
Door: Curtis Rist van Hudson Labradoodles
Gebaseerd op informatie verkregen van de grondlegger van dit ras; Angela Rutland Manners van Tegan Park (Gepensioneerd fokker)
Vrij vertaald door Nanja de Koning, Dog’s Paradise Labradoodles
De grappige naam Labradoodle doet de honden die rechtstreeks afstammen van de bloedlijnen van Tegan Park en Rutland Manor feitelijk geen eer aan. Het ras begon oorspronkelijk als een Poedel – Labrador kruising, maar door inmenging met tenminste 6 andere rassen door Tegan Park, is de Australische multigen Labradoodle veel meer dan alleen maar een Poedel – Labrador kruising.
Hier volgt een uitleg van de genen-samenstelling van de verschillende generaties Labradoodles (Zoals de F1, F1B en F2) en de Australische multigeneratie Labradoodle, om u het verschil duidelijk te maken;
F1
Vanaf het moment dat Gregor Mendel begon te experimenteren met erwtjes, werd de eerste generatie van een kruising een F1 genoemd. Bij de labradoodle is dit dus een kruising tussen een labrador en een poedel. Een F1 draagt dus 50 % van de genen van een labrador bij zich en 50% van de genen van een poedel.
F1B
Doordat F1’s meestal verharen, worden ze soms teruggekruist met een poedel in de hoop een stabielere vacht te creёren. Deze nakomelingen hebben dus 3 poedels als grootouders en hebben dan ook 75% van hun genen van de poedel. Daarom is het ook logisch dat zij niet zullen verharen; de poedel zelf is een niet-verharende hond.
F2, F3, F4 en multigen labradoodles
Wanneer twee F1’s met elkaar worden gekruist, krijg je een F2; twee F2’s geven een F3, enz.
Vanaf de derde generatie worden ze multi-generatie genoemd, ”Maar dit zijn nog steeds geen Originele Australische Labradoodles”. Genetisch zijn ze gelijk aan een F1 ; ze dragen ook 50 % van de genen van een labrador bij zich en 50% van de genen van een poedel.
Wanneer een F1B gekruist wordt met een F1 zal het percentage poedel in de F2 die je dan krijgt zelfs nog hoger liggen, nl op 62,5 % ((50% + 75%)/2)
(Geldt ook voor F2B x F2 of F3B x F3)
De originele Australian Labradoodle
De genetische samenstelling van de Australian Labradoodle is anders dan dat van de “multi-gen” doordat er diverse andere rassen doorheen gemixt zitten (tenminste 6 andere rassen door Tegan Park alleen al). Een Australian Labradoodle heeft dus als extra een behoorlijk percentage genen van deze toegevoegde rassen erbij. Het percentage poedel-genen is ook wat groter dan het percentage labrador-genen, maar wel kleiner dan 50%. Natuurlijk is dit wel het ideaalbeeld voor het ras en kan dit per Australian Labradoodle enigszins afwijken.
Het percentage genen van de toegevoegde rassen maken het verschil……